Methode ontwikkeld voor onderzoek in Noordzee
Menselijke activiteiten beïnvloeden het ecosysteem van de Noordzee. Wageningen Marine Research (WMR) en Deltares hebben een methode ontwikkeld, gericht op de cumulatieve effecten van menselijke activiteiten op bijvoorbeeld zeezoogdieren en de zeebodem. De methode is het eerste concrete resultaat van de NKWK-werkgroep Noordzee, zegt Ronald Rense van Rijkswaterstaat WVL (Water, Verkeer en Leefomgeving). “Hier zijn we erg blij mee.”
Visserij, windmolenparken, scheepvaart en boorplatforms – het zijn slechts een paar voorbeelden van menselijke activiteiten die het ecosysteem in de Noordzee beïnvloeden. “Voor het eerst worden alle combinaties samengebracht”, vertelt WMR-onderzoeker Gerjan Piet. “Er zijn wel 3000 verschillende mogelijkheden.” De nieuw ontwikkelde methode kan gebruikt worden om te bepalen hoe groot het risico is op beïnvloeding. “Tot nu toe werd een risico ingeschat door een klein team van experts (expert judgement-red.)”, legt Gerjan uit. “Maar deze methode maakt het mogelijk om op een formele en consistente manier informatie samen te brengen en te bepalen waar nog informatie ontbreekt.”
Bruinvissen
Voor het opstellen van de methode is gebruik gemaakt van een standaard risicobenadering. Eerst wordt bepaald of er kans is dat een menselijke activiteit samenvalt met een component van het ecosysteem. Bijvoorbeeld: of een boorplatform zich bevindt in de leefomgeving van bruinvissen. En – als die twee samenvallen – wat hiervan de consequenties zijn. Hierbij wordt gelet op de gevoeligheid van de ecosysteem-component en de intensiteit en omvang van de menselijke activiteit. De onderzoekers maakten gebruik van bestaande informatie.
Aanvullende financiering
De methode is een coproductie van WMR en Deltares, waarbij de kennisinstellingen elkaar versterken met hun eigen expertise. Financiering komt vanuit AQUACROSS, een Europees Horizon 2020-project voor het beschermen van biodiversiteit van de zee en ecosysteemdiensten. Ook het ministerie van Infrastructuur en Milieu draagt bij. Gerjan hoopt dat een eerste aanbeveling nog binnen het huidige budget kan worden uitgewerkt. Daarna is aanvullende financiering nodig, bijvoorbeeld via een project binnen OSPAR (conventie voor de bescherming van het noordoostelijke deel van de Atlantische oceaan), of via EU-onderzoeksprogramma’s. Ook in eigen land wordt gezocht naar extra geld.
Uitdragen in beleid
Henk Merkus van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (DG Ruimte en Water), vindt dat er nu een methode is die in beleidsprocessen kan worden uitgedragen, zowel nationaal als internationaal. Voorbeelden hiervan zijn het internationale bruinvisoverleg, de samenwerking tussen de Noordzeelanden over het uitbreiden van wind op zee en OSPAR. In eigen land kan de methode een rol spelen bij een nu lopende studie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar het opstellen van Noordzeescenario’s. Deze studie maakt onderdeel uit van de ontwikkeling van een Noordzeestrategie 2030. Ook kan de methode gebruikt worden bij de verdere invulling van het beleid onder de Kaderrichtlijn Marien (KRM).