Hoe lopen onze rivieren in 2150?
Onderzoekslijn Rivieren is in de anderhalf jaar dat die bestaat, al flink gegroeid. Inmiddels zijn drie van de beoogde acht promovendi aangenomen, worden de eerste onderzoeksresultaten verwacht, en is de naam veranderd in Rivers2Morrow om beter aan te sluiten bij het onderzoeksperspectief.
In de toekomst kijken
Rivers2Morrowkun je zien als de opvolger van het RiverCare onderzoeksprogramma dat van 2013 tot 2019 voornamelijk onderzocht wat voor effecten het Ruimte voor de rivierenprogramma zou hebben. ‘In Rivers2Morrowkijken we nadrukkelijk verder dan 2050’, vertelt projectleider Ralph Schielen. Hij werkt voor Rijkswaterstaat en is daarnaast als onderzoeker verbonden aan de TU Delft, en daarvoor aan de Universiteit Twente. ‘Wij willen kijken naar 2100 of misschien nog wel verder, naar 2150.
‘Dan is klimaatverandering heel relevant. Voor rivieren kijken we dan bijvoorbeeld naar de zeespiegelstijging en de invloed daarvan.’ Daarvoor worden verschillende scenario’s gemaakt, want hoe de zeespiegelstijging eruitziet in 2150, is nog erg onduidelijk. ‘In het Deltaprogramma ging het over een stijging van ongeveer 85 centimeter. Maar er zijn ook onderzoekers die het over een veel grotere stijging van 2 of 3 meter hebben, terwijl de huidige stijging uit zou komen op zo’n 20 à 30 centimeter.’
Kunnen we bodemerosie stoppen?
Rivers2Morrow houdt zich nu onder meer bezig met de bodemerosie van de Rijn. Jaarlijks daalt de bodem met ongeveer 2 centimeter, terwijl de harde delen die Rijkswaterstaat zelf over enkele kilometers in de rivier heeft aangebracht, niet mee dalen. Dat levert problemen op voor, bijvoorbeeld, de scheepvaart bij laag water.
De bodemdaling wordt veroorzaakt door erosie. Kortgezegd wordt er meer sediment van de bodem meegenomen, dan er wordt aangevoerd. Dat signaleerden wetenschappers al een paar jaar geleden, en ook Rijkswaterstaat wil er nu mee aan de slag. Rivers2Morrow onderzoekt nu wat dit betekent voor de lange termijn. Wat wordt het nieuwe evenwicht in de rivier? Maar ook: Hoe kunnen we dat beïnvloeden?
Op dit moment wordt bijvoorbeeld aan de hand van pilot suppleties onderzocht of de bodemerosie tegengegaan kan worden door zand en grind aan de rivier toe te voegen. ‘Alhoewel dit geen Rivers2Morrow onderzoek is, houden we dat wel nauwgezet in de gaten, omdat ook dat onderzoek kennis oplevert. Rivers2Morrowprobeert dus ook onderzoeken met elkaar te verbinden’, legt Schielen uit.
Wat ligt er op de bodem?
Een andere belangrijke vraag waar de onderzoekslijn zich dit najaar mee bezig gaat houden, is hoe de samenstelling van de bodem van onze rivieren er eigenlijk uitziet. Het is namelijk al bijna 25 jaar geleden dat die is onderzocht. ‘We beginnen in Lobith en werken dan de Rijntakken af’, vertelt Schielen. ‘Elke 500 meter nemen we een hapje uit de bodem, en onderzoeken we de samenstelling daarvan.’
‘De eerste 100 kilometer doen we dit jaar, daarna volgt de rest van de Rijn.’ De eerste resultaten verwacht Schielen halverwege 2020 al. ‘Ik verwacht heel veel van dat onderzoek, want die data is heel belangrijk om goede modellen te kunnen maken en daarmee vervolgens goede voorspellingen te kunnen doen.’
Eerste resultaten verwacht
Ondertussen worden van de eerste onderzoeken binnen het kader van de onderzoekslijn al resultaten verwacht. Samen met het Wereld Natuur Fonds, Rijkswaterstaat, Deltares en HKV Lijn in Water wordt gekeken naar de gevolgen van grootschalige uiterwaardeverlaging. ‘Het onderzoek is uitgevoerd met een numeriek model dat ook door Rivers2Morrow is ontwikkeld en waarmeesnel naar langjarige trends gekeken kan worden’, vertelt Schielen. Het resultaat van het onderzoek wordt binnen enkele maanden verwacht.
Rivers2Morrow: onderzoek voor de praktijk
In 2018 heeft de onderzoekslijn een plan ingediend voor wat ze de komende zes jaar (tot en met 2023) wil gaan doen. Het onderzoek wordt voornamelijk gedaan door acht promovendi die zich allemaal op de lange termijn richten, vandaar ook de naamswijziging van onderzoekslijn Rivierennaar Rivers2Morrow. Inmiddels zijn drie promovendi aangesteld, en waarschijnlijk komen daar dit jaar nog vier bij.
Belangrijk aan dit onderzoeksprogramma is de sterke link tussen het academische onderzoek aan de ene kant, en uitvoerders aan de andere kant. ‘We willen dat de informatie die we ophalen in de onderzoeken, zo snel mogelijk doorsijpelt naar de gebruikers’, legt Schielen uit. ‘Dat doen we onder meer door halfjaarlijks met de promovendi en hun begeleiders om tafel te gaan. Zo weten wij waar zij mee bezig zijn en kunnen we dat meteen meenemen.’ Daarnaast zijn aan het onderzoeksprogramma ook twee ingenieursbureaus, HKV Lijn in Water en Royal HaskoningDHV, verbonden. Bovendien is via een stuurgroep een goede link met het beleid en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.